me stuff

zielsgelukkig als eenpitter (interview, june 2015)

publish_magazine_interview_a

this is the dutch transcript of a six-page interview i did recently for the june 2015 issue of dutch design magazine publish, i will post the english translation here in me stuff as soon as i get i done…

p.s. many thanks to editor-in-chief dirk van ginkel for permission to re-publish the article in full here…

——————-

zielsgelukkig als eenpitter

Hij werkte bij een aantal grote bureaus: FHV/BBDO, VBAT en PPGH/JWT. Hij gaf les aan de Design Academy, de Willem de Kooning Academie en de HKU. Een mooie carrière. Maar het gelukkigst is Martin Pyper als hij in z’n eentje in zijn studio op de Amsterdamse Lijnbaansgracht aan het werk is.
In augustus bestaat zijn Me Studio tien jaar. ‘Ik ben heel blij met de situatie waar ik nu in zit.
Dit is precies wat ik wil.’

Pal naast de wc-deur in de Amsterdamse studio van Martin Pyper hangt een foto van een lichtknopje. Hij wordt door twee schuin tegenover elkaar geplaatste punaises op z’n plaats gehouden. Daardoor zit de foto niet strak tegen de wand aan. Ook zijn er schaduwranden te zien: een extra aanwijzing dat het hier niet om een lichtknopje gaat maar om de afbeelding van een lichtknopje. En toch… Toch druk ik erop. Achter mij klinkt gegniffel. ‘Nou, daar ben ik dan mooi ingetrapt’, zeg ik. Martin zegt: ‘Geneer je niet. Het overkomt de meeste mensen. Het interessante vind ik of iemand ervoor uitkomt of niet.’ Het lichtknopje dat geen lichtknopje is, het is een voorbeeld van een karaktertrek van ontwerper Martin Pyper: hij houdt van een goede visuele grap op z’n tijd, al zijn ze lang niet altijd zo duidelijk als in dit geval.

publish_lightswitch

Knippen, plakken en jezelf vinden
Vanaf zijn veertiende wist Martin Pyper het zeker: hij moest en zou grafisch ontwerper worden. ‘Ons gezin verhuisde van Engeland naar Frankrijk toen ik tien jaar oud was. We kenden er niemand en we spraken de taal ook niet, maar mijn vader had er een baan gekregen als leraar Engels. Mijn broer en zus waren bijna even oud en trokken veel met elkaar op. Ik was veel jonger en daardoor vaak alleen: ik had ook geen vriendjes doordat ik de eerste tijd nog geen Frans sprak. ‘Ik besloot toen mijn vader maar na te doen: die zat heel vaak met z’n neus in de boeken. Naast zijn gewone werk volgde hij een studie over Russische politiek. Ik ging dus ook aan de studie. Ik las veel over de Tweede Wereldoorlog. Ik knipte artikelen, foto’s en illustraties uit boeken, tijdschriften en kranten en maakte daar mijn eigen “Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog” van, in twee delen. Compleet met zelfgemaakte kaarten en tekeningen. ‘Research doen, informatie ordenen, een verhaal vertellen dat op die manier nog niet eerder is verteld… In eerste instantie was het voor mij een vlucht uit de eenzaamheid, maar het bracht me ook op het spoor van vormgeving. Ik wist toen opeens niet alleen heel veel over de Tweede Wereldoorlog, ik wist ook precies wat ik wilde worden. Dit was het werk dat bij mij paste.’

publish_magazine_interview_h

Omzwervingen
Terug in Engeland ging Martin Pyper naar de kunstacademie in Ipswich. Meteen daarna trad hij in dienst bij een ontwerpbureau in Cambridge, dat een van de computerdivisies van Philips als klant had. Philips vroeg hem vervolgens in Apeldoorn te komen werken om de huisstijl en brochures te maken voor de toenmalige ‘mainframe-plant’ aldaar. Hij ging. Waarom ook niet? Tijdens zijn studie was hij gecharmeerd geraakt van de Nederlandse ontwerpcultuur en daar wilde hij best deel van uitmaken. Hij had er bovendien alle vertrouwen in dat hij hier wel zou kunnen aarden. Dat was hem vroeger in Frankrijk na verloop van tijd ook gelukt, dus waarom hier niet? Na nog wat omzwervingen – ‘Ik was jong, had haast, wilde alles op ontwerpgebied meemaken’ – solliciteerde hij begin jaren negentig bij VBAT, een van de meest creatieve bureaus van dat moment.

Synergie
VBAT was destijds volgens Martin Pyper een bureau met een mooie mix aan werk: corporate en packaging, commercieel en cultureel, noem maar op. ‘Packaging wordt in de ontwerpwereld niet als heel sexy gezien, maar ik vond het een uitdagende discipline. Het zijn complexe opdrachten die heel veel exposure hebben en die op een prachtige manier de cultuur van een bepaald tijdperk weerspiegelen. Ik heb heel veel geleerd over kleurenpsychologie – waarom rood soms veel beter werkt dan groen – over doelgroepgericht werken, jezelf presenteren, je concept verkopen. En wat ik ook heel bijzonder vond, was dat je werk niet in een oplage van 200 van de pers rolde maar van vijf miljoen. Je staat met je werk op ieders keukentafel. Op mijn gevoel van eigenwaarde als ontwerper heeft dat best een positief effect gehad.’ Ook in een ander opzicht heeft zijn tijd bij VBAT Martin veel opgeleverd. ‘Ik heb geleerd dat commerciële en culturele opdrachten elkaar niet in de weg zitten maar juist versterken. Culturele klanten zijn erbij gebaat als ze wat meer van het commerciële denken meekrijgen en omgekeerd. Het is een vorm van synergie. En in deze tijd, waarin van culturele organisaties verwacht wordt dat ze commerciëler gaan opereren, heb ik veel profijt van die leerschool. Ik heb nu, als zelfstandig ontwerper, ook een mix van commerciële en culturele klanten. Ik ben daar zeer gelukkig mee.’

publish_magazine_interview_f

Damage control
Na zijn periode bij VBAT, van 1992 tot 1997, ging Martin Pyper werken bij de reclamebureaus FHV/BBDO en PPGH/JWT. Een hele nieuwe wereld, met bijna alleen maar grote klanten die heel veel geld te besteden hadden. ‘Vond ik ook heel leuk en leerzaam, ik heb er geleerd om commercials te maken bijvoorbeeld. En ik heb genoten van dat wat rock ’n rollachtige leven van die wereld.’ De klanten mochten dan veel te besteden hebben, ruimte voor creativiteit boden ze nauwelijks. ‘“Damage control” was voor hen het toverwoord. Ze realiseerden zich dat ze aan communicatie moesten doen, maar ze vonden het een noodzakelijk kwaad. Ze hadden de pest aan statements, meningen en standpunten. Als ze al eens wat zeiden, dan was het bij voorkeur vlees noch vis. Als creatief directeur heb ik wel heel vaak concepten verkocht waarvan ik dacht: is dit het nou? Ik ben geen wereldverbeteraar, weet dat het om handel gaat en vind dat ook helemaal niet erg, maar voor mezelf was de balans zoek. Zonder fantasie red je het niet. Niet als klant, maar zeker niet als creatief. Ik dacht: als ik voor mezelf begin als ontwerper, dan kan ik kiezen of ik wel of niet een bepaalde opdracht aanvaard. Nu ben ik het bijna altijd eens met wat ik maak.’

publish_magazine_interview_e

Minder dan 100% is te weinig
Met een schat aan ervaring en een netwerk van jewelste, begon Martin Pyper zijn Me Studio. Een ruimte van zo’n 50m2 in het centrum van Amsterdam. De muren hangen vol met affiches die hij maakte voor het Metropole Orkest, het Nationale Ballet, het Affiche Museum, de Sugar Factory. Er zijn de bekende ontwerpersfrutsels: poppetjes, allerhande gekke kleine objecten, rolletjes gekleurd plakband waarmee hij de typografie van een huisstijl verzorgde, neonletters. En heel veel boeken over vormgeving. ‘Als ik studenten op bezoek krijg, dan zie ik het meteen in hun ogen: dat romantische verlangen naar ook een eigen studio, eigen klanten, lekker voor jezelf bezig zijn, werken wanneer het jou uitkomt. Maar ik zeg dan altijd: dit is wel het resultaat van 25 jaar lang buffelen. ‘Ik heb nooit volgens een vooropgezet plan gewerkt, maar ik ben wel blij dat het gegaan is zoals het gegaan is. Die studenten adviseer ik ook altijd: doe zoals ik. Zorg dat je ervaring opdoet, dat je veel leert, dat je een netwerk opbouwt en dat je weet hoe je jezelf moet presenteren. Er zit namelijk niemand op je te wachten, je plek moet je bevechten. En bovenal, zeg ik ze dan, zorg dat je echt voor 100% dit vak wilt doen. Als ontwerpen je passie is en je pakt je ontwikkeling een beetje slim aan, dan kom je er wel. Maar je moet wel heel eerlijk zijn tegenover jezelf. Minder dan 100% is te weinig.’

publish_magazine_interview_c

Wel of geen eigen stijl
Nederland kent heel wat ontwerpers met een uitgesproken eigen stijl en die juist om die stijl door opdrachtgevers gevraagd worden. Martin Pyper doet zijn best niet tot die categorie te behoren. ‘Ik denk graag van mezelf dat ik geen eigen stijl heb. Ik beschouw mijn vak als dienend. Ik los problemen van anderen op, rangschik hun informatie op zo’n manier dat de boodschap op een aantrekkelijke en juiste manier overkomt bij hun doelgroep. Natuurlijk is het onvermijdelijk dat elke oplossing die je verzint iets van jou bevat, maar zelfexpressie is voor mij geen issue. Ik ben er om een ander bij te staan. Daarin ben ik een kind van VBAT en misschien ook wel van de Engelse designwereld, die heel pragmatisch is ingesteld.’ Overigens is net wel zo dat Martin telkens opnieuw een balans zoekt tussen budget en creatieve vrijheid. ‘Van klanten die weinig te besteden hebben, vraag ik meer creatieve ruimte. Als je niet veel betaalt, kun je ook niet veel eisen. Dat levert nooit problemen op. Het Metropole Orkest, de Sugar Factory en tot voor kort het Nationale Ballet zijn organisaties met weinig budget. Zij laten het grotendeels aan mij over hoe zij zich presenteren. Het Metropole bijvoorbeeld heeft geen marketingafdeling, dus de huisstijlpresentatie deed ik voor een fluitist, een violist en een saxofonist. Per opdracht heb ik met andere mensen uit het orkest te maken. Heel leuk is dat.’

publish_magazine_interview_g

Don’t hurry, be wappy
Op Martins website staat al heel lang de tekst ‘Don’t hurry, be wappy’, een aanbeveling aan collega-designers. Het betekent zoiets als: blijf enthousiast, zoek de grenzen op van jezelf en van je klant, blijf fris en zoek het onverwachte. ‘De visuele grap is zo’n “wappy”-aspect in mijn werk. Ik heb een filmaffiche gemaakt voor Cinéma Arabe, een Egyptische opdrachtgever. De bedoeling van dat Cinéma Arabe is dat het beeld van de Arabische wereld ontkracht zou worden en niet bevestigd. Dus in ieder geval geen burka’s. Daar kwam de designer die dit werk eerder deed altijd mee aanzeilen en daar had hij geen trek meer in. Maar toen ik zat te schetsen, ontstond een beeld waarin film en burka en openheid op een heel verrassende manier samenkomen. Maar het was aan de andere kant precies het beeld wat ik hem niet zou geven. Maar ik vond het een sterk beeld en hij gelukkig ook. ‘Achter je hangt een afgekeurd affiche voor de come-back show “Nu” van Mini & Maxi. Ik kreeg twee foto’s aangeleverd, op beide droegen ze een kroontje, op een daarvan zonnebrillen. Ik bedacht me toen dat ik iets wilde doen met het thema contrast en spiegeling. Ze heten niet voor niets Mini & Maxi. Ik heb die foto’s doorgeknipt en van beide een deel gebruikt: de een heeft een zonnebril de ander niet. Ik heb ze gespiegeld ten opzichte van elkaar zodat, afhankelijk van hoe je affiche ophangt, dan de een en dan de ander ondersteboven hangt. Ik heb de letters n en u ook op die manier toegepast. Op heel veel vlakken heb ik dit soort dualiteiten toegepast. Het resultaat was een soort speelkaart maar dan met heel veel lagen. Grappig was dat de een het leuk vond en de ander niet. Dat ze mijn affiche afwezen, is wel jammer maar geen ramp. Je moet jezelf ook een beetje kunnen relativeren.’

publish_magazine_interview_b

De designer en de tandarts
Aan een van de muren van de studio hangt een affiche met de bekende uitspraak van ontwerper Noreen Morioka: ‘Being a famous designer is like being a famous dentist.’ Het hangt er om Martin te herinneren aan de betrekkelijkheid van de dingen waar ontwerpers mee bezig zijn. ‘Binnen onze wereld stelt design heel wat voor. Maar daarbuiten heeft het veel minder aanzien dan je zou denken. De buurvrouw hierboven begrijpt niet helemaal wat ik doe. De relevantie van ons werk is geen issue in de ogen van buitenstaanders. Ik vind dat we daar af en toe wel even bij stil mogen staan. Maar niet al te lang…’

Dirk van Ginkel,
Publish magazine #3 – juni 2015

publish_magazine_interview_d

m / 22-08-2015 18:41 - tags: , , , , ,  

no!

bunge_huis2

this is a piece i wrote last week for a blog i contribute to, which was rejected for being too political… oh well, ironical as that is actually the whole point of the piece

No Austerity!

Tuesday Lunchtime, curiosity got the better of me so I popped around the corner to witness students being evacuated from ‘Bunge Huis’.

Twitchy-looking cops, dressed like McDonald’s staff with riot sticks and guns, chatted casually with TV camera crews near Dam Square as everyone waited for the next (predictable) move.

The issue behind it all is one that should certainly concern us all: ‘money men’ moving in on education and corporate ‘return on investment’ thinking becoming the standard which decrees whether any Study is viable or not.

There’s currently a lot of concern about radcialised youth but shouldn’t we be concerned that there isn’t enough radicalism? At least on issues that matter…

bunge_huis3

By the time I write this piece a large group of those evicted will have spent a night in the cell; standing up for something they believe in.

My faith in a generation that doesn’t seem to care about much at all has been slightly restored…

Now let’s see if that ball keeps on rolling…

m / 04-03-2015 09:19 - tags: , ,  

spring (short story – feb. ’15)

my good friends from ‘fontanel’ launched their very first book last friday (february 6th 2015), it is a beautifully designed publication by drawsords (rob van den nieuwenhuizen) with several alternative cover images to choose from (available online)

the book ‘dutch design talent – fontanel finals’ features a great overview of some of the most recent young talent from dutch art schools plus a few background short stories and interviews from seasoned professionals like joachim baan, femke agema, kali nikitas and… me; here below is my contribution

fontanel_book_1

Spring

1986. Just a few months away from graduating from Lincoln Art School, 19 years young, naïve, restless; I was ready to change the world. It was a turbulent and chaotic time: ‘that’ woman
Thatcher, crisis, Falklands war, Gorbachev and the crumbling Berlin wall. It was also an era of ‘tribal colours’ among the youth; shoulder to shoulder, all highly distinct but certainly not fraternal, no way.

Not choosing wasn’t an option; New Wave, Indie/Manchester/Baggy, New Romantic, Northern Soul, Rockabilly, Mod, Skinhead, Goth, Headbanger, Football Wally, Hippy (if you dare) or even the last dying breath of the ‘Punks not Dead’ movement. I would have looked ridiculous with a Mohican and The Cramps, Siouxsie Sioux, Motörhead or even Wham! just weren’t my thing. New Order: they were my heroes, so New Wave/Indie it was… and your identity meant everything.

The corridor with dark brown lockers, where this picture was taken is still clear in my memory, but I forget who made the shot. You see I had just decided, together with Steve the idiot in the dark sweater next to me, to enrol again at a new Art School. No doubt, the reason we made such a triumphant leap in the air.

fontanel_book_4

We would both move, several months later to Ipswich in South England. A brand new design course entitled ‘Visual Communication’ (Graphic design, Typography, Photography, Film, Art Direction, Animation & Video) awaited us… and not forgetting: fooling around, girls, music and late nights.

And so it went… I will spare you the details but it was a fabulous and important time in my life. In the ensuing years many of us kept in touch. How was everyone doing? Who had the biggest paycheck? Who had landed the most prized job? but most of all: Who had completely and utterly failed? We usually met in London where the most adventurous ‘Class of ’88’ members had gone in search of fame & glory. Hazy & hard to recall weekends, drinking beer (a regular feature), dark Comedy clubs or the occasional New Order concert. However in truth, that time was mostly spent on a couch, smoking hash, gossip, nonsense and stoned-talk about nothing. Being reunited mostly brought out the ‘slacker’ in all of us.

A couple of classmates had got a job in the BBC ‘graphics & animation’ department. I wonder, are they still there?. One of our group ‘Grant’ made a lightning start as a film director and barely two months after graduation had produced his first video clip which was airing (literally) all over the world: ‘I’ve got the power’ by ‘Snap’, yeah that one… A worldwide monster hit and a pretty terrible video clip, to be honest. (see YouTube, sorry Grant!) Nonetheless, we were all deeply impressed; this was also a possible career scenario for a twentysomething.

Yet another classmate ‘Manjit’ worked in the animation team for ‘Who Framed Roger Rabbit?’ one of the very first Live Action/Animation films that Hollywood produced (CGI was still a dream). He later moved to California and opened his own state of the art animation studio in the 90’s. He still lives there and is, by all accounts, a wealthy man. (Right time, right place; good for you mate!)

Nobody became truly world-famous but why would you want to?. At a guess, I would say that less than 20% of us are still active in the field of study we all chose, so confidently all those years ago. All the same, I still feel that we were a highly motivated and successful graduation year, honestly. Fast forward almost 30 years and I have lost touch with the majority of them, that’s just the way it goes. They were, at times a bunch of annoying and stupid wankers but I wish them all the very best.

fontanel_book_3

And Steve? Well, he is still my best mate and we continue to share each others success and pain. I emigrated to Holland, exchanged one job for the next ,15 years passed by and I grew up. I got married, had kids and have now been running my own studio happily for 9 years… Tempus fugit. Steve became an art-director, joined the fast paced and cut-throat London advertising scene. He was a rising star, worked at legendary agency BBH, won many awards for his work (Levis amongst others) and was very much in demand for his talent. We have always maintained a fairly healthy form of jealousy with regards to each others careers and achievements. If one of us, does well the other is always courteous and admiring; whilst secretly plotting the next step to get ‘ahead’ again. Trust me… it works.

He has been a film director now for many years and recently moved to Australia. We chatted on Skype last week, catching up about important stuff and gossiping. Even on the other side of the planet, this is one friend whom I will not lose sight of, ever.

We have finally learned to stop wearing the same identical shoes as each other, but for the rest?… For the rest, oddly enough, very little has really changed; since we screamed and took a big leap together; out into the dark, unknown world.

I’d do it all again… how about you Steve?

Martin Pyper – me studio
November 2014

m / 10-02-2015 12:08 - tags: , , ,  

google wave (originally posted 16th october 2014)

this is a post i wrote as contributor to the amsterdam ad blog ‘something related to amsterdam’ column, originally posted on the 16th of october 2014…

adblog_canalview_1

Google wave

Most people would recognise the ‘Google camera car’ if they saw it, these days. But how about the ‘Google camera boat’? Just over a month ago, a specially rigged boat (low to pass under the bridges) was circling around Amsterdam for three days recording the view from the canals.

Google have not given a release date yet, but before long you can join all the fat, wine-sipping yuppies & noisy students without even leaving your home.

We are not the first, venice can be seen here. Judging by that example what we are most likely to see are fat yuppies, noisy students and tourists; pointing their own cameras back at that strange boat, sailing by.

adblog_canalview_2

m / 17-10-2014 09:50 - tags: , , ,  

1000 likes

this is the full transcript of the interview (in dutch) i did with journalist jan pieter ekker last week (thurs 28th of august), for dutch national newspaper het parool

the conversation he and i originally had covered a great many topics but the final interview was basically asking for reactions from professionals in the field to the question: …are posters set to disappear being replaced by social media?… as you can imagine my answer was no… i will try and post the full translation in english some time next week, when i have time to translate it properly…

parool_interview_28aug

Liever 1 poster dan 1000 likes – Jan Pieter Ekker

“Puur op een poster verkoop je geen kaartjes.” Madeleine van der Zwaan, directeur van Koninklijk Theater Carré, lijkt even te schrikken als ze het zegt. Maar ze meent het wel. “Met een poster moet je interesse wekken. Als je vervolgens een interview leest, een advertentie ziet of de voorstelling online tegenkomt, dán beslis je of je wilt gaan en zo ja, met wie en wanneer, en klik je verder. Het is een twee- of drietrapsraket. Er moet een stap ná de poster zitten.”

Zo’n 200 culturele instellingen presenteren zich tijdens de Uitmarkt aan het publiek. Met voorproefjes van het nieuwe seizoen, dikke brochures en met posters. Die posters moeten opvallen tussen het enorme aanbod posters op straat, van reisbureaus, elektronicafabrikanten en van andere vormen van cultuur (film, muziek, boeken, festivals). Ze moeten zich bovendien onderscheiden van de posters van andere theatergroepen en -instellingen.

En toch lijken steeds meer posters op elkaar. Volgens veel ontwerpers is het de invloed van de marketingafdelingen, die hen steeds minder ruimte geven om een autonoom beeld bij een voorstelling te creëren, omdat ze zelf beter denken te weten hoe ze de meeste kaartjes kunnen verkopen: met een prominente beeltenis van de sterren die de hoofdrollen spelen. Dus staat Tjitske Reidinga zwoel op de poster van Bedscènes (‘Succesverlenging!’ ‘Laatste kans!’), en siert Gijs Scholten van Asschat cool het affiche van de Toneelgroep Amsterdam-voorstelling De entertainer.

Grafisch ontwerper Martin Pyper ziet deze trend met lede ogen aan. “De kunst van een goeie poster is om binnen enkele seconden een boodschap te communiceren én de ontvanger zodanig te prikkelen dat hij meer over die boodschap te weten wil komen. Dat vereist een bepaalde helderheid in beeld en woord, dat begrijp ik. Maar als het goed is, betekent een poster ook een kans om schoonheid te laten zien, je trots als bedrijf of instituut te tonen, een gedachtegoed te delen of gelijkgestemden te vinden en bij elkaar te brengen. Anthon Beeke probeerde altijd iets te creëren dat zelf ook een onderdeel van de voorstelling was, dus niet enkel een droge aankondiging van de feiten. Hij zocht naar een beeld dat de voorstelling omvatte en meer, naar een metafoor. Maar dat soort vrijdenken is weggevaagd door marketeers, die iedere millimeter menen te moeten benutten voor de verkoop.”

Pyper won vorig jaar de Mart.Spruijt Theaterafficheprijs voor zijn poster van Corps van het Nationale Ballet. Maar toen die instelling begin van dit jaar met Het Muziektheater en De Nederlandse Opera opging in de Nationale Opera & Ballet, werd Pyper – net als Lex Reitsma, die sinds 1990 verantwoordelijk was voor de grafische vormgeving van alle affiches en programmaboekjes van DNO – bedankt voor zijn diensten. Het Amsterdamse ontwerpbureau Lesley Moore ontwikkelde een nieuwe huisstijl en vormgeving, die het vooruitstrevende karakter van de kunstvormen opera en ballet weerspiegelt. Alle posters, hoe fraai en gelikt ook, lijken sindsdien op elkaar: medium close gefotografeerde hoofdrolspelers tegen een gekleurd wandje.

Soortgelijke kritiek krijgt Toneelgroep Amsterdam ook vaak te verduren, dat sinds Ivo Van Hove er de scepter zwaait een scène- of repetitiefoto van Jan Versweyveld combineert met hetzelfde grid met de contour van een T. De herkenbaarheid van het gezelschap staat voorop; alle voorstellingen van Toneelgroep Amsterdam zijn even goed, wordt zo gecommuniceerd.

Marlene Kenens, hoofd marketing & publiciteit van Toneelgroep Amsterdam, is het niet eens met de kritiek. “Vind jij de posters allemaal op elkaar lijken? Daar doe je ze mee te kort, vind ik. Het is echt geen copy-paste. Voor iedere voorstelling zijn we op zoek naar het beste beeld van acteurs die een bepaalde emotie uitdragen. Van een emotie die wij het beste bij de voorstelling vinden passen.”
TGA bekijkt per voorstelling welke middelen worden ingezet. “Buitenreclame is best duur, het is dus niet vanzelfsprekend. Of we posters in de stad ophangen, hangt onder meer af van de fase waarin de voorstelling zit. Voor een première, als er nog geen recensies zijn verschenen, heeft het nut, bij reprises soms minder. Neem The Fountainhead, het stuk dat eind augustus in reprise gaat. Daarvoor zijn bijna alle kaarten verkocht. Dat kun je natuurlijk ook communiceren, maar dat is een andere boodschap. Kijk eens hoe goed wij zijn; we staan hier, en het is al uitverkocht. Maar daar kun je je publiek ook mee frustreren, dan kunnen we de centen beter ergens anders in steken.”

Damage control
Ook bij Carré is de individuele voorstelling ondergeschikt aan de branding van het instituut: Karin in Carré, Youp in Carré, Circus in Carré, nog een keer Youp in Carré… wie of wat er ook in Carré optreedt, de posters zien er steevast hetzelfde uit: een rood vlak met witte kapitalen. “De portier kan die posters ook maken”, schamperde Beeke eens op een bijeenkomst over vormgeving en marketing.
“Het is nog steeds een ijzersterk concept”, meent Van der Zwaan. “Maar we vragen ons wel doorlopend af bij welke artiest het kan en bij welke niet. Als het kwartje niet direct valt, moet je het niet doen. Je moet namelijk in een split second weten waar het om draait. Wie en waar. De rest vind je wel in onze andere communicatiemiddelen. Bij het Wereldkerstcircus kan het. Bij Youp ook. Youp in Carré, dat is toch geweldig? Alles was we daaraan toe zouden voegen, is zonde. Zelfs de website is overbodig. Wie kaarten wil bestellen, weet ons wel te vinden.”

Als er meer uit te leggen valt, is de rode poster niet toereikend, aldus Van der Zwaan. “Dan alterneren we met andere, meer beeldende posters. Het komende seizoen staan er ook veel opera’s in Carré. Dan kan ik me voorstellen dat er op de rode posters ‘Opera in Carré’ komt te staan, en dat we een tweede poster inzetten iets meer uitleg.”

“Een fotootje met een tekstje er overheen en het logo keurig in de hoek. Heel meetbaar, heel controleerbaar. Maar de hand van de ontwerper is weg”, zegt Pyper. “Het wordt allemaal zo inwisselbaar en vlak en risicoloos. Voor een bank of een beursgenoteerd bedrijf kan ik me dat nog wel voorstellen. Maar bij een culturele instelling?!”

Pyper prijst het RO Theater, dat nog altijd eigenzinnige posters produceert. En het Holland Festival, dat sinds jaar en dag onderscheidende, grafische posters maakt, zonder beeld en met slechts heel weinig tekst. “Maar veel culturele instellingen doen tegenwoordig ook alleen nog aan damage control. Ze tonen blije mensen en brengen een zo veilig mogelijke boodschap, een boodschap die niemand schaadt. Dat is toch vreemd? Want je positioneert je op die manier tussen heel veel grote bedrijven die allemaal hetzelfde doen. Als ik marketeer was, dan wist ik het wel. Dan zou ik in het enorme gat springen. Het is een geweldig moment om de leegte die is ontstaan op te eisen, je hebt de stad voor jezelf!”

Facebook
“Ik ben heel benieuwd wat de jonge Anthon Beeke nu zou maken voor Medea”, riposteert Kenens. “Ik heb werkelijk geen idee. Want alles is geëvalueerd: onze manier van kijken, onze manier van kiezen, en dus ook onze manier van communiceren.”

De poster die Beeke in 1981 maakte voor de voorstelling Troilus en Cressida van het gezelschap Zuidelijk Toneel Globe geldt nog altijd als een soort heilige graal: een van achteren gefotografeerde, blote vrouw, voorover gebukt, met teugels en een paardenstaart.

“Er is sowieso geen klant meer die zoiets wil. En daarbij: een kut, probeer dat maar eens op Facebook te zetten. Ach Facebook… ik wil niet overkomen als een ouwe lul die Facebook verschrikkelijk vindt, maar het gaat om de context. Op Facebook staat jouw boodschap niet geïsoleerd; hij staat op een ‘wall’, tussen foto’s van kotsende baby’s, fietsende katten, bordjes met restauranteten en alle andere onzin die we dagelijks met elkaar delen. Het zogenaamde persoonlijke van sociale media beperkt zich bovendien meestal tot ‘like’ of acties waarmee je kaarten kunt winnen. Daarmee maak je posters toch niet overbodig?!”

Hans van Keulen, conservator uitvoerende kunsten en media bij Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam, deelt Pypers mening dat het affiche nog wel even op straat te zien zal zijn. “Het affiche is uniek in het stadsbeeld door de sterke sfeer die het weet weer te geven van de voorstelling én omdat het je helpt herinneren dat je kaartjes moet kopen. Dat werkt toch echt anders dan bij de sociale media. Je zou ook kunnen zeggen dat herhaling dé kracht is van reclame, dus als je het én op straat tegenkomt én op Facebook is de boodschap goed overgekomen.”

m / 01-09-2014 20:11 - tags: , ,